In de winter kan je met onvoorziene situaties op de weg te maken krijgen: sneeuw, ijzel of moeilijk begaanbare wegen. Wees op alle omstandigheden voorbereid en lees hoe je op sneeuw en ijs kunt rijden en hoe je moet reageren bij gripverlies.
Rijden in de winter: de voorbereidingen
Moet je bij winterweer de weg op? Om onaangename verrassingen te vermijden, controleer je het best je traject en de auto voordat je de weg opgaat.
- Het weerbericht voor Nederland kun je raadplegen via knmi.nl. De verkeersinformatie vind je op rijkswaterstaatverkeersinformatie.nl, of via 0800-8002 (gratis informatienummer). Het is beter om je reis te plannen of uit te stellen dan geblokkeerd te raken.
- Controleer de staat van je auto voor je de weg op gaat: check de elementen die gevoelig zijn voor kou zoals de accu, vul de ruitensproeiervloeistof aan met een antivries vloeistof en controleer de kwaliteit van de ruitenwissers.
- Rust je auto uit met 4 winterbanden als de buitentemperatuur lager is dan 7°C: het zachtere rubber en de diepere profielen bieden verhoogde grip en efficiëntere tractie.
- Controleer de bandenspanning en stel deze bij vóór je weg rijdt. De bandendruk moet je koud opmeten, dus voorafgaand aan vertrek. Voeg in de winter 0,2 bar toe aan de bandendruk die wordt aanbevolen door de autofabrikant. Dit is om de drukvermindering – veroorzaakt door de lage buitentemperatuur – te compenseren.
- Voorzie een ‘survival kit’ tegen de kou voor als je een noodstop moet maken: een krabber om de voorruit schoon te maken, een doek om de beslagen ruiten schoon te vegen, reservelampjes, een zaklamp, warme kleding, een reddingsdeken, drinkwater,…
Pas je rijstijl aan: rijd niet zoals in de zomer
In de winter rijden – zeker op sneeuw of ijs – vereist voorzichtigheid en verhoogde soepelheid om de macht over het stuur te behouden.
- Vermijd bruusk remmen, optrekken of van richting veranderen. Neem een flexibele en rustige rijstijl aan, verminder je snelheid, houd voldoende afstand van de andere weggebruikers en vermijd herhaaldelijk inhalen (haal nooit een sneeuwschuiver in die de weg vrijmaakt).
- Minder vaart alvorens een bocht te nemen. Verminder snelheid als de weg nog recht is, voorkom remmen in de bocht zelf en draai het stuur voorzichtig rond.
- Trek geleidelijk op zodanig dat de banden op de aandrijfas in contact blijven met de weg. Zo voorkom je gripverlies.
- Schakel over op een hogere versnelling bij een steile helling of als je auto begint te slippen. Zo verminder je de kracht die op de wielen wordt overgebracht en verhoog je de grip van de banden met de weg.
- Ontsteek je dimlichten zodra het donker wordt. Ten eerste voor een goede zichtbaarheid van jezelf aan andere weggebruikers en ten tweede voor een beter zicht op de omgeving om bijvoorbeeld slecht verlichte tweewielers of voetgangers te kunnen zien.
Gripverlies in de auto: de do’s & don’ts
Als je auto plotseling grip verliest ondanks de genomen voorzorgen, moet je weten hoe te reageren om de macht over het stuur terug te krijgen.
- Houd je ogen op de weg gericht. Als je je op een obstakel focust, heb je meer kans hier op in te rijden, omdat je onbewust hier naar toe stuurt.
- Als je de macht over het stuur verliest tijdens het remmen, laat dan het rempedaal los.
- Als je wielen beginnen te slippen, schakel dan over op een hogere versnelling. Zo oefen je minder kracht uit op de wielen en kunnen ze weer grip krijgen op de weg.
- Voor voertuigen met voorwielaandrijving: als je begint te slippen, laat dan het gaspedaal los en druk het koppelingspedaal in om het gewicht op de voorwielen over te brengen.
- Voor auto’s met achterwielaandrijving: als je achterwielen slippen, speel dan met het gas- en koppelingspedaal en draai het stuur zachtjes in de gewenste richting.
